STEL: je bent een vader. Van een zoon die thuis vanaf zijn twaalfde al beatboxend de trap op- en afrent. Zelf ben je classicus en spreek je dus normaal Latijn en Oudgrieks. Je denkt: het zal wel overgaan. Maar het wordt alleen maar erger. Je zoon wordt hiphopper (al mag je dat woord niet gebruiken, naar het schijnt). En jij begrijpt er niets van. Van bars en rhymes. Van beats en dj’s. Van al die stoerdoenerij. Maar hij maakt je wel nieuwsgierig als hij namen als Nina Simone, James Brown en Stromae laat vallen. Als hij met vuur opkomt voor zijn real hiphop, een wereldcultuur. Wat doe je dan? Je stelt al je vragen. Patrick De Rynck, vader, stelt in dit boek 40 vragen over HIPHOP. STEL: je bent de zoon van een vader die op een Italiëreis hoopt op niet té veel zon, want voor een museumbezoek is dat niet nodig. Je krijgt voor je twaalfde verjaardag een verzamel-cd-box en je ontdekt Tupac, Biggie, Snoop Dogg en Eminem. Daar is het begonnen, en daarna loopt het uit de hand: je begint te beatboxen, beats te produceren en zelfs bars te spitten. Hiphop wordt een drijfveer en een passie. Plots ben je volwassen en wil die altijd nieuwsgierige vader weten what’s up. Hij stelt vragen. En dus antwoord je. Bijvoorbeeld in dit boek. Bram De Rynck, zoon, antwoordt en overbrugt de generatiekloof.